Die lange stoot kan ook wel eens contraproductief werken en de roerganger doen verstijven van schrik.
Lees en huiver!
Door borden op de oever komen we er achter dat de Nesserlander-sleuse in reparatie is en we om op de Eems te komen door de grote zeesluis moeten.
Ik roep de sluis op en krijg te horen dat we moeten wachten op een grote carcarriër die er als eerste in moet.
Omdat er geen afmeermogelijkheden voor jachtjes zijn, gaan we vlak bij de kade wat liggen drijven.
De carcarriër, een wanstaltige rode drijvende parkeergarage voor tig duizend auto’s, ligt nog voor de wal terwijl een eindeloze rij nieuwe auto’s over de “ramp” aanboord rijdt .
Onder het wachten nemen we nog een bakkie koffie met een stuk koek en kijken wat om ons heen.
Een leuk houten motorsloepje, dat hier eigenlijk niets te zoeken heeft, vaart midden in de haven.
Alles wat ze zien wordt door Vati en Muti vastgelegd op foto en video.
Wat ze niet zien, is dat de carcarriër intussen zijn ramp ophaalt, de laatste trossen losgooit en van de kant komt.
Ze varen helemaal in het midden van de haven, precies in de koerslijn van die hoge brede autoboot die ze in rap tempo inhaalt.
Die lui kijken geen enkele keer achterom en zijn zich van geen kwaad bewust.
Marjanne zegt:'Dat kan toch niet, ze gaan er onderdoor.’
‘Nee, ik denk eerder dat ze over een paar seconden in hun broek schijten van schrik.’
Ik ben amper uitgesproken of een zwaar, door je hele lichaam heen trillend geluid, voortgebracht door de misthoorn van de autoboot, buldert door de haven.
Nu hebben ze op het sloepje eindelijk door dat er stront aan de knikker is.
Ze kijken achterom en zien een meer dan twintig meter hoge boeg vlak achter zich oprijzen. Er breekt paniek uit, ze gillen tegen elkaar, zwaaien wild met hun armen en de malloot aan het stuurwiel geeft volgas.
‘Kijk nu eens, die idioot denkt dat hij in een speedboot zit en die grote jongen voor kan blijven!’
Weer buldert een lang aangehouden stoot door de haven. Vati kijkt even achterom, grijpt het stuurwiel nog steviger vast en blijft verbeten dezelfde koers aanhouden.
Nu wordt het echt link, ze zitten geen vijfentwintig meter meer voor de grote boeg, nog even en ze gaan er letterlijk onderdoor.
De autoboot heeft zijn machines gestopt en zal zo direct achteruit gaan slaan. De eerste dikke roetwolken komen al uit zijn schoorsteen maar het is te laat, voor de gang er een beetje uit is kan je dat sloepje wel gedag zeggen.
Verrek, op het sloepje is er een trek en duw gevecht om het stuurwiel begonnen.
Opeens werpt Muti zich met haar volle gewicht en dat is nogal wat, tegen Vati aan.
Vati sodemietert nog net niet helemaal overboord maar hangt wel, dubbelgevouwen over het dolboord, met kop en voorpoten in het water.
Muti geeft een ruk aan het stuurwiel en brengt het bootje net op tijd buiten de gevarenzone. Ze ziet dat het nu goed gaat, tevreden kijkt ze naar de grote rode boot die, zo groot als een flatgebouw, achter haar langs schuift.
Dan valt haar blik op Vati, éven twijfelt ze maar dan, met een forse ruk aan zijn broeksband, trekt ze hem toch maar binnenboord.
Het sloepje zet resoluut koers naar de binnenhaven en als ik zo naar de onverzettelijke rug van Muti kijk, denk ik dat ze in gedachten al bezig is met het opstellen van een “TE KOOP” advertentie.