Je kan hier natuurlijk erg diep in gaan, en ik weet niet of ik dit wel wil simpelweg door hier een antwoordje neer te teksten. Ik voel me veel prettiger bij de mogelijkheid om af en toe eens een tekening of figuur toe te voegen. Maar in de basis kan ik wel een antwoord geven. Door een vervolg in vraag en antwoord kan ik dan wel inschatten hoe ver men hier wil gaan.
Heel essentieel is de kennis van de algemene positie van de straalstroom. Die ligt uiteraard hoger dan de 500 hPa kaart aangeeft, maar wordt algemeen aanvaard als ook herkenbaar op deze hoogte. De straalstroom is een meest ZW tot NW meanderende windmaximum welke je kan herkennen aan de vernauwing van de isohypsen (geen isobaren, dat zijn lijnen van gelijke druk, isohypsen zijn eigenlijk lijnen van gelijke dikte, laten we dit niet vergeten maar het ook geen te groot belang geven). De straalstroom loopt in een sterk meanderend patroon van west naar oost, zowel op het noordelijk als op het zuidelijk halfrond. Vanaf nu hou ik het eenvoudig, en bespreek alleen het noorden. In dit patroon zijn sterk zuidelijk uitslaande takken te herkennen, en het geheel omschrijft men ook wel als Rossby waves. Af en toe herken je op de 500 hPa van die versnellingen in de straalstroom: dat is wat we bij Meteo Wing jetstreaks noemen. Geen onbelangrijke dingen, ik kom daar straks op terug. Als je alle events tot nu in beschouwing neemt, zou je kunnen zeggen dat een depressie meest aan de warme kant van de straalstroom ontstaat, tijdens zijn ontwikkeling langzaam NO beweegt en uitdiept, zijn (of haar) diepste punt bereikt ergens op de straalstroom of net benoorden ervan en dan uiteindelijk opvult terwijl het zich aan de koudere kant van de straalstroom nestelt. Een gekend patroon hierin is: ontstaan boven de Oceaan, max diepte omgeving Ijsland, en uitbollen ten noorden van Scandinavië. Pin u hierop niet vast! Zo'n traject is een gemiddelde, net zoiets als gemiddelde cijfers die een zomer als normaal bestempelen, maar die voorbij gaan aan de koude en warme perioden met uitersten zoals u wel weet.
In de praktijk: waar moet u naar op zoek? Je gaat op zoek naar de jetstreaks waar ik het al over had. Zo'n zichtbare versnelling in de straalstroom (waar de isohypsen opvallend dicht bij elkaar liggen - meest aan de ZW flank van zo'n Rossby wave maar dat hoeft niet). Ik ga er niet diep op in, maar je zou moeten weten dat er vier zones aan samenhangen. Je hebt twee ingangen, en twee uitgangen. Niet makkelijk te omschrijven maar mits wat oefening en vergelijken van actuele grondkaarten met hoogtekaarten zal er u na verloop van tijd ongetwijfeld iets gaan dagen. Meteo is niet moeilijk. In hoofdzaak kan je zeggen dat er in de linkeruitgang van de streak 'cyclogenese' is: hier gaat een depressie uitdiepen, er zijn voornamelijk opgaande bewegingen in de atmosfeer (heeft te maken met de rollende bewegingen die er in de kern van de straalstroom zitten, annex aanzuigkrachten). In de rechteruitgang zijn het net de neergaande bewegingen in de atmosfeer die belangrijk zijn: hier is dus anticyclogenese of vorming van hogedruk impulsen. In de ingang van de jet is het net andersom: links anticyclonaal, en rechts cyclonaal.
Je zou een jet kunnen tekenen: een moederdepressie al dan niet uitdiepend in de linkeruitgang, meestal anticyclonale ontwikkelingen (in de warme sector van het bijhorende front) in de rechteruitgang. Postfrontale anticyclonale ontwikkelingen in de linkeringang van de jet (het trekhoog in de nasleep van het front weet u wel?) en uiteindelijk de golfvorming op het koudefront in de zone van de rechteringang. Klinkt toch logisch of niet? Herkenbare patronen. Met deze kennis kan u dus nu voortaan op zoek naar golfvorming op koufronten. Niet onbelangrijk, want het zou niet de eerste keer zijn dat daarbij zeer slechte zichten en ook onverwachte windsnelheden zouden optreden!
Een ander, nog belangrijker feit om in de gaten te houden, per model te evalueren, is die linkeruitgang van de jet. Heb je een naar verhouding opvallende jetstreak, dan zal hier cyclogenese optreden, en zal bijhorend grondlaag erg uitdiepen en stevige windvelden vertonen. Je moet op dat moment beducht zijn op eventueel onderschatting van de modellen! Dit is zo'n moment dat je als schipper de getoonde windsymbolen beter wat bijstelt! Laat ik zeggen dat het in 70% van die gevallen nodig is. Ik spreek uit ondervinding, want bij het opstellen van de verwachtingen voor de Tall Ships Races ben ik reeds in deze val getrapt. (bloos).
Laat ik het voorlopig hier maar bij houden.
groet
Johan