beewee schrijft:.
Een lekker roeiend bijbootje moet een beetje goed door de golven snijden en een beetje koersvast zijn, dus geen "botte" voorkant en een platte bodem. Ook geen "jol" of "vlet" achtig modelletje, hoe boller de bodem hoe meer je alle hoeken van het water ziet. Verder is PE er wel een fijn materiaal voor, dat beschadigt je boot niet zo snel.
Die bolle bodem (je bedoelt: in de lengterichting, neem ik aan) is precies wat de makke is van het bootje dat ik zelf heb ontworpen.
Op de lengte van 1,80 m. wilde ik toch de onderrand van de spiegel bij zo'n 100 kg waterverplaatsing op de waterlijn houden; niet eronder. Dan krijg je weer zuiging achter de spiegel.
Dat betekende dat het vlak toch vrij sterk gekromd moest staan in de lengterichting om de waterverplaatsing te halen. Ook een v-spant of een multiknik was niet mogelijk, vanwege de benodigde waterverplaatsing. Daardoor is het ding ten opzichte van de lengte ook vrij breed op de waterlijn. Dat merk je direct in de koersstabiliteit.
Ik had dat al tot op zekere hoogte voorzien en er dus vanaf de midscheeps tot de spiegel een scheg opeglijmd, maar die kan eigenlijk niet groot genoeg zijn bij zo'n rompvorm.
Uiteindelijk heb ik geleerd redelijk rechtuit te roeien met het ding, maar het vereist wel veel concentratie..
Bij een wat langere bijboot heb je al snel wat meer ontwerpvrijheid, omdat het halen van de benodigde waterverplaatsing minder problematisch is.
Overigens is de grote breedte t.o.v. de lengte en anderzijds het ontbreken van elke 'grip' op het water ook de reden dat rubberboten zo belabberd roeien. Daarnaast gaat veel roei-energie verloren door het feit dat de boot niet stijf is. Er wordt als het ware energie geabsorbeerd door de boot.
Qua beschadiging van het moederschip; dat is makkelijk te ondervangen door een stootrand van bijvoorbeeld cv-isolatie, gewikkeld in canvas of niet te zwaar pvc-doek.
--
stegman