Hoi Ron,
Hoewel ík het helemaal met je eens ben, heeft Marjanne daar zo haar eigen gedachten over.
Maar laten we aan het laatste deel van de reis beginnen.
Langeoog – Norderney – Delfzijl.
Do. 03-09-2009.
We zijn vroeg opgestaan en zitten fris gedoucht en met een flink ontbijt achter de kiezen, naar het weerbericht van 07:45 te luisteren. Er vliegen getallen uit de marifoon waar we niet blij van worden, het lijkt verdomme wel bingo en de Duitse bocht heeft de hoofdprijs. Tegen de middag zal de wind naar het zuidwesten draaien met iets van 6-7 bft. en later op de dag toenemen tot 8-9, met 10 in de buien. Omdat we nog geen van de vijf ingecalculeerde verwaaidagen hebben benut, besluiten we om niet te proberen voor het losbarst een volgend eiland te pakken maar gewoon te blijven liggen. Marjanne zegt:’Ik heb al een paar dagen niet gelopen, het is nu nog prachtig weer, ik ga me omkleden en lekker een kilometer of tien rennen.’ Ik zeg heel flink:’Dat is goed schat en omdat ik niet voor je onder wil doen in sportiviteit, ga ik met je mee.’ Even staat ze me verbluft aan te kijken, dan breekt het begrip door. ‘Ja, op de fiets zeker, luilebol die je bent!’ Ze begint weer over mijn gewicht en het tekort aan lichaamsbeweging dat daaraan ten oorzaak ligt. Iets wat ik ten stelligste ontken omdat, zoals ze zelf maar al te goed weet, het aan haar toverkunsten in de kombuis ligt. Dan hoor ik de marifoon tot leven komen met een bericht waar je niet blij van wordt. ‘Martje, stil even!’ Op de Oostzee is een jacht dat uit Kiel was vertrokken, gevonden terwijl het met nog draaiende motor aan de grond zit, van de enige opvarende ontbreekt ieder spoor. De scheepvaart wordt verzocht uit te kijken naar de drenkeling. Wauw, daar word je toch even stil van en ik heb zo een donkerbruin vermoeden dat, gezien het weer van de laatste dagen op de Oostzee, het geen drenkeling maar een lijk is waar ze naar uit moeten kijken.
Peinzend over hoe weinig verschil er tussen leven en dood kan zitten maak ik, terwijl Marjanne zich in haar loopoutfit steekt, mijn vouwfietsje gereed.
Marjanne rent voor me uit over het smalle paadje op de kruin van de waddendijk en ik volg haar, hobbelend over opstaande of ontbrekende klinkers, op de fiets. Eerst zien we aan de linkerkant nog wat weilanden met sappige wandelende biefstukken.
Maar al snel zien we in de verte het duinterrein opdoemen. Marjanne deelt mij mede dat ze nodig plassen moet en verdwijnt met een benauwd gezicht achter een struik. Natuurlijk neem ik een foto van de struik die deze eer ten beurt valt, maar zeg tegen Marjanne dat ze eerdaags in haar blote togus op het forum staat. Ze probeert mij het toestel te ontfutselen om de bewuste foto te wissen en is, tot ik haar laat zien dat het echt alleen maar de struik is die ik voor het nageslacht heb vereeuwigd, niet te kalmeren.
We gaan verder, nog steeds oostwaarts en zien dat een van de duinen, die er net zo uitziet als de rest, in feite een perfect gecamoufleerde bunker uit de tweede wereldoorlog is.
We slaan af naar het noorden maar na een paar kilometer, ver voor we de Noordzee bereiken, gaan we westwaarts richting het dorp. Zo stil als het was in de duinen, zo stinkend druk is het in het dorp. Een tikje geïrriteerd, mopperend op die hordes stomme toeristen, die al wandelend de hele breedte van de dorpsstraat in beslag nemen, zigzag ik op mijn fietsje achter de rennende Marjanne aan. Kijk, die stomme smeris, in plaats van de mensenmassa de stoep op te jagen staat hij, óók al midden op straat, tegen een paar fietsende jongetjes te praten. Net voor ik hem passeer kijkt hij me recht aan en zegt:’Sie auch, absteigen bitte’ Oei, er gaat me een lichtje op, de dorpsstraat is voetgangersgebied. Lopend met mijn fiets aan de hand, zie ik Marjanne, zonder om te kijken, al rennend tussen de massa verdwijnen. Dit doet me denken aan die keer in Purmerend toen ik ook in het voetgangersgebied fietste. Daar word ik, door een aspirant agente, zo een die amper groot genoeg is om boven haar eigen tangaslip uit te kijken, ook gemaand om af te stappen. Zonder er over te denken zeg ik in het voorbij fietsen:’Dat zal ik doen moppie …, straks, als ik thuis ben.’ Ik denk niet dat ik hiermee wegkom bij déze smeris, vooral niet als ik hem moppie noem. Zo, daar is de kruising waar ik rechtsaf moet, ik stap weer op. Marjanne is nu een heel stuk voor me uit en ik moet flink doortrappen om haar in te halen. Wanneer ik buiten adem naast haar kom, blijkt dat ze me verdomme niet eens gemist heeft! De kaarsrechte weg, die hier door het bos gaat, is in feite het overblijfsel van een landingsbaan uit de oorlog, toen hier onderscheppingjagers, die de geallieerde bommenwerpers moesten tegenhouden, gestationeerd waren. Ik zeg:’Loop eens door schat, met zo’n slakkengangetje bouw ik nooit een goeie conditie op’
We komen het bos uit en merken dat de wind al behoorlijk is aangetrokken, tot minstens een stukkie of zes- zeven bft. Op het laatste stuk weg, tot aan de haven, liggen nog de betonplaten van de oude startbaan.
Dit deel van het eiland wordt aan alle kanten doorkruist door stukken start en taxibaan die, hier en daar, nog onder het stuifzand vandaan steken. Langeoog was in de oorlog, net als Malta voor de geallieerden, een onzinkbaar vliegdekschip.
Terug bij “Zeebeest”, terwijl ik mijn fiets opvouw en wegberg, maakt Marjanne de douchetasjes gereed. Ondanks mijn stellige bewering dat het nog lang geen Kerst is, sta ik even later, notabene voor de twééde keer vandaag, onder de douche. Wanneer ik op mijn badslippers weer aanboord slof, giert de wind op hoge toon door het want. Dit begint al op een serieus poepie wind te lijken, we liggen behoorlijk tegen de fenders te rijden. Dat is ook niet zo vreemd, als je de golven ziet die, vanaf het wad, rechtstreeks de haven inlopen. ‘Martje, als we nu al zo liggen te hobbelen, dan kunnen we met hoogwater helemaal ons lol op, zeker als we de beloofde buien met tien bft. echt over ons heen krijgen. Ik denk dat we beter wat meer naar binnen gaan, dan hebben we de drijvende steigers als golfbreker.’ ‘Goed schat, zeg maar hoe we het doen gaan.’ Ik start de motor en zeg:’Oké, maak vast één voortrosje los en leg hem klaar aan SB maar leg het oog over de kikker. Dan kort ik de handel hier achter al wat op. Jij blijft aan de wal en pakt straks, wanneer ik die box indraai, het trosje van het dek en belegt het snel op de steiger, dan kan de kop niet meer verwaaien en kunnen we op ons gemak afmeren.’
Vanaf de steiger gooit Marjanne de laatste tros los en loopt naar de nieuwe ligplaats. Zo als de zaken er nu voor staan, wordt het manoeuvreren met volle kracht vóór en áchteruit. Iets waar ik niet van hou, want als je dan schade maakt, maak je ook véél schade Ik vaar rond, krijg op het laatste moment, met veel motor geweld, de kop tegen de wind in en moet meteen vol achteruit geven om niet hard op de steiger te klappen. Marjanne grist het voortrosje van de neus en slaat dat een paar slagen rond een bolder op de steiger. Zo, “Zeebeest” kan nergens meer heen, nu nog een leuk breiwerkje van trosjes en springen aanbrengen. Hoewel we in een dubbele box liggen, zetten we ook een trosje op de vingersteiger aan de andere kant. We liggen nu aan vier kanten vast, waardoor we aan alle kanten vrij blijven van de steigers en een buurman die de zelfde box kiest, verwacht ik, met dit weer, niet. Meer kunnen we niet doen, dus gaat Marjanne aan het eten beginnen en trek ik alvast een leuk wijntje open. ‘Op een geslaagde dag. Proost!’
Vrijd. 04-09-2009.
De weerberichten zijn een kopie van die van gister, dus blijven we liggen. Marjanne wil het hele eiland gaan verkennen, op de fíets nog wel en dat met deze storm! ‘Lieve schat, wat een geweldig idee! Echt, ik bewonder je talent om iedere keer weer zoiets leuks te bedenken en ..’ Ze onderbreekt me met:’Wat heb je nu weer voor een excuus om niet mee te hoeven?’ ‘Een hele goeie, schat. Ik wil, nu we toch verwaaid liggen, de zoetwaterhydrofoor nakijken. Dat ding lekt een tikkie en daarom slaat hij de laatste tijd zoveel aan.’ Hier kan Marjanne niets tegen in brengen. Zelf laat ze zich door niets of niemand tegenhouden, dus gaat ze alleen op de “Tour de Langeoog”. Ik zet de stroom van de hydrofoor af, ontkoppel de aansluitingen van water en elektra, haal de pomp van zijn fundatie los en ga er mee aan de slag. Ik had gehoopt dat het een kwestie van nieuwe pakkingen zou zijn maar wat ik tegenkom is algehele slijtage. Tja, niet zo gek, als je nagaat dat het ding waarschijnlijk al zevenentwintig jaar in de boot staat. Wat nu? Hier, zowel op de eilanden als op de vaste wal, zijn die dingen niet te koop. “Dronken Delfzieltje” is de eerste serieuze gelegenheid maar daar zijn we de eerste paar dagen nog niet. Ik zal het spul weer in elkaar sleutelen, dan maar wat meer keren waterladen en luisteren naar een bilgepompje dat meerdere keren per dag aanslaat.
Dan valt mijn blik op de zoutwaterhydrofoor, wel een heel ander en moderner geval maar in feite doet hij hetzelfde, namelijk, water op druk houden. Ik ben een paar uurtjes bezig met alles om te bouwen, passend te maken en uit te vogelen hoe de “elektrieke touwtjes” vastgeknoopt moeten worden maar dan werkt, na even goed doorspoelen ons zoetwatersysteem weer perfect. Dat wordt dan wel weer ouderwets dekwassen met de puts en ook het voorspoelen van de afwas met zoutwater kunnen we even vergeten, maar toch ben ik dik tevreden met deze oplossing.
s’Avonds, om 19:45, geven de weerberichten wat betere vooruitzichten voor morgenochtend.
N.W. 7-8 bft. Dat is nog wel hard maar Noordwest geeft wat meer beschutting. Alleen bij de zeegaten zal er een best stukkie zwel staan maar dat duurt nooit langer dan vijftien tot twintig minuten. Bovendien waait deze wind een flink stuk extra water het wad op, zodat er straks op die klote ondiepte onder Baltrum wat ruimer water zal staan.
Zat. 05-09-2009.
De beloofde NW 7-8 is er echt gekomen, dus gaan we straks vertrekken. Om een klein uurtje voor hoogwater onder Baltrum te zitten, moeten we rond 11:15 losgooien. Dat geeft Marjanne genoeg tijd om naar het dorp te fietsen en nog het e.a. in te slaan. Eindelijk, om tien over elf, ik zit al een tijdje van de steiger naar de klok en weer terug te kijken, komt Marjanne aanzetten. Ik spring, lichtelijk geïrriteerd op de steiger, klaar om haar fiets aan te pakken en iets te zeggen over het lange wegblijven. Net als ik mijn mond open doe om flink tegen haar uit te varen, geeft ze me een zoen en zegt:’Je bent een schat, ik hou van jou!’ Even sta ik versteld, dan zeg ik:’Gemeen vrouwmens dat je bent, zo ontneem je me de kans om je eens even flink op je falie te geven. Maar vanavond kom je er niet zo gemakkelijk af dan krijg je op je blote kont en niet zo zuinig ook.’ Ze kijkt me lachend naar me op en zegt:’Daar hou ik je aan!’
11:25 We zijn de haven uit en koersen richting het zeegat tussen Langeoog en Baltrum. Het waait behoorlijk, de laaghangende wolken jagen, de een na de ander, met een sneltreinvaart over ons heen. Het is maar goed dat we niet helemaal naar buiten moeten, want daar inde verte, buiten de banken, staat een rare puist water.
Om 11:50, bij de A.9./ B.26. lt.bo. gaan we hard BB uit naar de geul die onder Baltrum langs loopt. Het is nu 1uur en 40 minuten voor HW Norderney, eigenlijk komen we straks te vroeg bij het wantij maar met deze wind reken ik op een dikke veertig cm. verhoging. Inderdaad, om 12:40 zijn we al voorbij het wantij en hebben steeds meer dan genoeg water onder de kiel gehad. We komen bij het zeegat tussen Baltrum en Norderney, hier moeten we een behoorlijk stuk naar buiten en krijgen flink op ons donder van de zeetjes die hier lopen. Dan draaien we de kont naar het zeetje en kachelen de geul onder Norderney in. Om 13:25 we zijn net begonnen aan het wantij onder Norderney, krijgen we weer een dikke regenbui over ons heen - over de stuurhut om precies te zijn - en zien amper nog waar we zitten ook de radar doet niet veel met dit weer, althans niet genoeg om de prikken in beeld te brengen. Met de ruitenwissers aan zie ik af en toe voor heel even een prik verschijnen maar voor de rest is het varen op kompas, echolood, pure bluf en een hele hoop geluk. Dan opeens, als ik me opmaak om toch maar de spijker er in te pleuren, stopt de regen en komt de zon weer even tevoorschijn. Omdat we net in een stuk zaten waar de prikken route netjes rechtuit gaat, zitten we zo goed als in de geul. Toch had ik er beter aan gedaan om, meteen bij aanvang van de bui, de spijker er in te gooien om op mijn gemak de bui voorbij te laten trekken, dat had nog geen kwartier vaartijd gekost en me een portie stress bespaard. Goeie les voor een volgende keer.
15:05 Aankomst Norderney. We zoeken een plekje in de jachthaven.
We meren af en terwijl ik de kuiptent opzet, gaat Marjanne ons aanmelden op het havenkantoor. Wanneer ze terugkomt, gaat Marjanne op onderzoek uit in de diepste regionen van “Zeebeest”. Ze vindt zowaar nog een stuk of wat ijskoude Palm biertjes en een stuk lekkere harde salami. Echt, mijn meisje heeft daar talent voor.
Na het eten pikken we nog even de weerberichten mee. Morgen, W 4-5bft. Wisselend bewolkt.
Zo. 06-09-2009.
09:05 Vertrek Norderney. De wind zit met een dikke 4 bft. in het westen. Een ideaal zeilwindje, jammer dat we er recht tegenin moeten. Nou ja, we hebben de laatste tijd al zoveel keer als motorboot moeten varen, dit laatste stuk kan er ook nog wel bij. We hebben in het eerste stuk, bij de kop van het eiland, een beste pluk stroom tegen. We lopen nog geen twee knopen over de grond. Bovendien zet de stroom ons af en toe een stuk opzij, zodat ik niet alleen vooruit naar de boei maar ook achter me naar de veersteiger kijk om te zien of we nog in de geul zitten.
Het duurt een eeuwigheid voor we bij de geul induiken en dezelfde sterke stroom in de kont krijgen. Achter ons verdwijnen de grote hotels en appartementen die aan de boulevard staan.
10:10 Passeren de dubbele prik die het begin van het Memmert Watfahrwasser onder Juist aangeeft. Het is pas 4 uur 20 minuten voor hoogwater Norderney maar er staat al meer dan genoeg water op het wantij.
Juist is het enige Duitse Waddeneiland waar we nog nooit geweest zijn en als ik de berichten over de verzandde haven moet geloven, zullen we er niet snel heengaan ook. We blijven we een flink stuk uit het eiland.
We worden snel opgelopen door een douanebootje de “Luneburg” er wordt scherp naar ons gekeken maar ook vriendelijk gezwaaid en met het zelfde gangetje verdwijnt hij in de verte.
12:15 We komen op de Oster Ems en zetten zeil, wel blijft de motor meedoen, want we moeten nog één wantij over om op de Eems te komen. Dat wantij is heel ondiep, met pal laagwater kan je daar pootje baaien zonder dat je knieën nat worden. Vandaar dat we behoorlijk doordraaien, om er op tijd over te zijn. Anders moeten we achter de spijker overnachten en daar hebben we, gezien het weer de laatste tijd geen zin in. We lopen een Midget Oostzeejol op. Hij voert de seinwimpel 1 aan zijn achterstag, ten teken dat hij solo vaart. Niet dat dit een officieel erkend internationaal signaal is maar de meeste zeilers weten wat het betekent.
Achter ons zien we dat hij niet genoeg hoogte kan pakken en een slag over SB moet maken om niet buiten de geul te komen. Om 13:25 komen we over het ondiepste stuk en in het stroomgebied van de Eems. Het is niet ver meer, hooguit een uurtje, naar de Eems zelf.
We zien de grote schepen al varen. Hoewel, om deze drijvende parkeergarage nu een schip te noemen …. .
We draaien de Eems op en moeten even scherp in de gaten houden wat een grote dredger allemaal aan het uitvreten is. Dan kunnen we veilig oversteken richting Eemscentrale.
Om 17:32 draaien we het havenkanaal van Delfzijl in. Het is nog een paar mijl naar de haven zelf. Daar liggen wat schepen in en bij het droogdok. Het zijn de “Reggeborg” en de “Botniaborg” van een van mijn ouwe rederijen de firma Wagenborg.
En de “Jana” die ik niet kan thuisbrengen.
Verder nog een tweemast klipper en verderop wat viskotters die zondagsrust houden.
We leggen aan bij het bunkerstationnetje van de jachthaven want de laatste keer bunkeren was in Rendsburg en we hebben sindsdien behoorlijk wat motoruren gemaakt. Het valt mee, met zesenzestig liter zit alles weer stampvol. De havenmeester is nog steeds dezelfde vriendelijke behulpzame man van jaren terug en zoals altijd heeft hij wel weer een opmerking waar je van in de lach schiet. We zoeken een box uit in de buurt van het clubhuis zodat we vlak bij de douches liggen. Op de achtergrond ligt een ouwe mijnenveger, zeker van de zeecadetten of zo.
Aan onze andere kant ligt een James Wharram catamaran. Een type dat ook al wereldreizen heeft gemaakt maar zo te zien is deze niet van hout maar van polyester. Ik heb destijds het boek van James Wharram gelezen, hoe hij o.a. met twee vrouwen in de tropen rondvoer. Ik herinner me vooral de foto's waarop de dames topless zitten te zonnen. (big smile).
Na het eten, bij een wijntje zitten we de reis nog eens door te nemen en langzaamaan dringt het écht tot ons door dat, hoewel we nog niet thuis zijn, de reis zo goed als over is. We hebben nog een dikke week om thuis te komen en ook dat wordt genieten maar toch, morgen verwisselen we het zoute water voor zoet. Ik weet niet of het al dan niet door de wijn komt maar ik voel me een tikkie weemoedig worden en zeg:’Martje, hebben we een goeie vakantie gehad of niet?’ Marjanne kijkt een beetje zuinig en zegt:‘Ja schat, we hebben best een aardiger vakantie gehad maar toch…’ ‘Wat “maar toch”? Wat bedoel je, nou?’ Wel schat, vindt jij ook niet dat hij ongeveer zes maanden tekort was?’ ‘O, bedoel je dát. Ja, dat is waar, maar volgend jaar hebben we geen last meer van werkgevers die veel te zuinig met vrije dagen zijn, dan maken we zelf uit wanneer we terug komen.’ Marjanne heft haar glas en zegt:’Op volgend jaar, dat we maar veel mogen zeilen. Proost!’ ‘Daar drink ik op, op de volgende reis. En… gelukkig hebben we de foto’s nog. Proost!’
Albert