Het BPR:
Afdeling II. Voorbijvaren op tegengestelde koersen en voorbijlopen
Artikel 6.03a [Vervallen per 01-12-2004]
Artikel 6.04. Naderen op tegengestelde koersen op alle vaarwegen; hoofdregel
1. Van de in dit artikel gegeven hoofdregels kan overeenkomstig artikel 6.04a worden
afgeweken. Dit artikel is niet van toepassing op de gedeelten van de Geldersche IJssel en
de Maas, bedoeld in artikel 6.05, eerste lid.
2. Indien twee schepen elkaar zodanig naderen op tegengestelde koersen, dat gevaar voor
aanvaring bestaat, moet het schip dat niet de stuurboordszijde van het vaarwater volgt
voorrang verlenen aan het schip dat de stuurboordszijde van het vaarwater volgt.
3. Indien een groot schip en een klein schip elkaar zodanig naderen op tegengestelde
koersen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet, ingeval geen der schepen de
stuurboordszijde van het vaarwater volgt, het kleine schip voorrang verlenen aan het grote
schip.
4. Indien twee grote motorschepen of een groot motorschip en een groot zeilschip elkaar
zodanig naderen op tegengestelde koersen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet,
ingeval geen der schepen de stuurboordszijde van het vaarwater volgt, elk van beide naar
stuurboord uitwijken, zodat zij elkaar bakboord op bakboord voorbijvaren.
5. Indien twee grote zeilschepen elkaar zodanig naderen op tegengestelde koersen, dat
gevaar voor aanvaring bestaat, moet, ingeval geen der schepen de stuurboordszijde van
het vaarwater volgt, het schip dat over stuurboordsboeg ligt voorrang verlenen aan het
schip dat over bakboordsboeg ligt.
6. Indien twee kleine zeilschepen elkaar zodanig naderen op tegengestelde koersen, dat
gevaar voor aanvaring bestaat, moet, ingeval geen der schepen de stuurboordszijde van
het vaarwater volgt, het schip dat over stuurboordsboeg ligt voorrang verlenen aan het
schip dat over bakboordsboeg ligt.7. Indien twee kleine motorschepen elkaar zodanig naderen op tegengestelde koersen, dat
gevaar voor aanvaring bestaat, moet, ingeval geen der schepen de stuurboordszijde van
het vaarwater volgt, elk van beide naar stuurboord uitwijken, zodat zij elkaar bakboord op
bakboord voorbijvaren.
8. Indien een klein motorschip, een klein zeilschip of een klein door spierkracht
voortbewogen schip elkaar zodanig naderen op tegengestelde koersen, dat gevaar voor
aanvaring bestaat, moet, ingeval geen der schepen de stuurboordszijde van het
vaarwater volgt, het motorschip voorrang verlenen aan het andere schip en moet het door
spierkracht voortbewogen schip voorrang verlenen aan het zeilschip.
9. Indien twee door spierkracht voortbewogen schepen elkaar zodanig naderen op
tegengestelde koersen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet, ingeval geen der
schepen de stuurboordszijde van het vaarwater volgt, elk van beide naar stuurboord
uitwijken, zodat zij elkaar bakboord op bakboord voorbijvaren.
Motor, zeilend, roeiend, groot, klein. Degene die niet aan SB-wal vaart moet voorrang verlenen aan degene die wel SB-wal vaart.
Als ik schip A was zou ik gewoon vaart en koers houden in de veronderstelling dat ik duidelijk SB-wal heb.
Als ik schip B was zou ik bijtijds en duidelijk koers wijzigen / overstag gaan / gijpen.