We hebben nog veel te leren. Dat blijkt al snel als we de haven van St-Cavalaire-sur-mer uitvaren bij een 5 bft. Er staat een grote deining en hoge golven. Ze lijken het niet eens te kunnen worden uit welke richting ze gaan komen, maar spreken toch af om ons bootje steeds in de flank te pakken. Ik vind het maar niks, het voelt heel onwennig en ik vraag me af hoeveel kracht er nodig is om een boot om te gooien door een zijdelingse golf. Koers verleggen om de diepe baai uit te varen gaat niet, want er staat nogal wat vistuig uit, gemarkeerd door schriele stokjes en onopvallende vlaggetjes. Meer dan een uur hakken we tegen het geweld in. De kaap komt maar niet dichter bij, de dochter vindt het niet leuk, de vrouw vindt het niet leuk en ik vind het ook niet leuk. We keren terug!
Twee uur na ons overmoedige vertrek liggen we opnieuw op onze plek. We meren aan met de pendille voordat de havenmeester instructies kan geven. Het gaat goed, we rammen geen buurboten, de kade blijft waar hij moet zijn en de hond sukkelt niet in het water. Als ik ons opnieuw ga aanmelden en wat schroomvallig vertel dat we terug zijn, grinnikt de havenmeester eens en zegt dan: “Dat zal wel, met een 6 uit het zuidoosten staat er altijd een stevig zeetje!”. Ook de volgende dag krijgen we een lesje mediterraanse zeevaartkunde. Of beter havenkunde. Als we St.-Tropez voorbijvarend kiezen voor een klein en goedkoper haventje, valt na het aanmeren op dat de boot steeds voor- en achteruit gaat, soms wel een meter! De boten rondom liggen met veel lijnen vast, nu is duidelijk waarom! De douane boot naast ons ligt zelfs met dubbel zoveel lijnen vast als wij. Ik haal de pendille zo hard aan als ik kan: onder water liggen rotsen die overgaan in de kade…. De boot wordt naar de kade gezogen en vliegt nadien het hele stuk terug naar voor om abrupt afgeremd te worden door de landvasten. Onderdeks worden wij niet tegengehouden met lijntjes en schieten dan ook door, stoten overal onze hoofden en lopen alsof we een hele fles Ricard op hebben. Spullen vallen van de tafel, koken is een gevaarlijke bezigheid. Het wordt een vreselijke nacht! We schokken tientallen centimeters heen en weer over de matrassen en horen de landvasten kreunen onder de last. Hoe lang houden die het vol? Of de klampen? Ik ga er een paar keer uit om de lijnen meer speling te geven, maar veel lijkt het niet te helpen. Ik kijk om me heen. Een merkwaardig tafereel speelt zich voor mijn ogen af: in de schemering van de havenlichten bewegen alle boten gelijktijdig naar voor en naar achter onder een schallend orkest van krassende, schrapende en piepende veren die in de landvasten zijn verwerkt. “Surge” stond er geloof ik in de Heikell…
Na een tussenstop in Saint-Raphaël om even te bekomen van de rukkerige nacht, zetten we koers naar Antibes Vauban, een 30 mijl verderop. Aanvankelijk gaat het lekker, maar naarmate Cap d’Antibes dichterbij komt, nemen de golven en de deining weinig sympathieke proporties aan. Uren boksen we er tegenin.
Onze dochter wordt zeeziek en kots de hele kuip onder. Gelukkig helpt een poepsnoepje van de gekende Belgische zeeziektepillen super: na een half uurtje zit ze zingend en lallend in de kuip en roept het uit van de pret elke keer als onze boeg in een grote golf boort. Het wordt een zeer vermoeiende trip. Er staat niet bijzonder veel wind en de hoge golven zijn dan ook niet volgens de verwachtingen. Als we eindelijk de haven indraaien is het even slikken. Super de luxe zeiljachten proberen mega-motorjachten te overtreffen in lengte, aantal verdiepingen, jacuzzi’s, glans en vooral in het aantal satelliet-domes. We zitten vlak bij St.-Tropez, Cannes, Nice… dat blijkt.
Met een bang hartje en een bezorgde blik op onze portemonnee leggen we vast aan de meldsteiger. Boven in het havenkantoor krijgen we een overzicht op al dat stilliggend kapitaal. Onvoorstelbaar, decadent en walgelijk tegelijk! Of we gereserveerd hebben? Nou, nee… Hoezo geen plaats meer? Alles vol? En daar tussen die twee 140 voeters…? Een lachje. Dan een blik die ons aandachtiger opneemt. Was het zwaar op zee? Best heftig, ja. Er blijkt een paar dagen slecht weer gestaan te hebben, vandaar de golven; die zetten nog wel een dag of twee door. Een tweede havenmeester komt er bij staan, papieren worden doorbladerd. Een lieve lach naar de 5-jarige dochter, die er toch wat bleekjes uitziet. Ons geheim wapen schijnt te werken. Baby-power, maar dan wat groter, blond, blauwe ogen. Er wordt een gaatje gevonden, bij de kleine bootjes. De prijs? Ach, het is laagseizoen, €13,70 per nacht. Opperste verbazing: goedkoper hebben we nog niet gehad!
Na een uitgebreide maaltijd en enkele glaasjes rood maken we een avondwandeling door de haven en bekijken we het drijvend kapitaal dat we nooit zullen hebben. Geen enkele boot kan ons bekoren, zelfs de zeiljachten niet. Waarom kopen mensen dit? Op de blinkende motorjachten branden wel honderd lampjes langs de gangboorden, trappen, zwemplateaus en jacuzzi’s en onderwaterschijnwerpers trekken scholen kleine visjes die nieuwsgierig de aangroei bestuderen van de rompen die al lang geen voorbijglijdend water hebben gevoeld. Op de kant staan kartonnen dozen gevuld met lege champagneflessen. De magnummodellen Piper Heidsieck die er niet in passen staan en liggen er naast. Te lui of te arrogant om zelf de flessen in de glascontainer te gooien? Een bordje aan een zwemplateau vertelt ons dat deze, niet eens grote, te huur is voor €4500 per dag. Nu, daar kunnen wij 4 maanden mee op reis, dus de verleiding is veraf!
Van het thuisfront krijgen we geregeld bezorgde vragen over het weer; blijkbaar heerst over Italië noodweer, massa’s regen en overstromingen met verschillende doden als gevolg. We hebben er nog niets van gemerkt, al zal dat vlug veranderen. De volgende dag varen we naar Menton, de parel van Frankrijk, de laatste Franse haven op amper 500 meter van de Italiaanse grens. Het blijkt een zeer mooi oud stadje te zijn tegen een berg aangebouwd, doorkruist met oneindig veel kleine charmante steegjes, waarin we uren ronddolen. Geen auto of brommer kan in dit stadsdeel rijden en we vragen ons verbaasd af hoe de oudere mensen de vele steile trappen nemen om naar de winkel te gaan of bij elkaar un petit café te drinken. Bovenop de stad ligt een oud kerkhof met zicht op zee en de vele rode daken die ijveren om op een postkaart te belanden. Tijdens de avondwandeling begint het te regenen en het zal gedurende drie dagen en nachten blijven regenen. We kunnen ons het noodweer in Italië voorstellen.
We staan te trappelen om naar Italië te gaan! Als het eindelijk stopt met regenen worden de landvasten dan ook vlug losgegooid en trimmen we de zeilen met overdreven enthousiasme om snel voet op Italiaanse bodem te kunnen zetten. Porto di Imperia lijkt ons wel wat. We zullen het geweten hebben! Het blijkt een volledig vernieuwde moderne haven te zijn, waar nogal wat duur spul ligt. Bij het binnenvaren leren we een nieuw fenomeen kennen: de ormeggiatori! Macho Italianen, altijd met zonnebril, die een deel van de haven leasen. Soms zelfs maar één steiger, zodat je in een haven wel tien ormegiatori hebt. Onder de ormeggio’s heerst dan ook een grote concurrentie en rivaliteit waardoor ze soms op vrij agressieve manier klanten voor zich willen winnen. Het duurt tot half Italië voordat wij dat doorhebben. Als een koppel ormeggio’s luidkeels staat te roepen dat je daar niet mag aanmeren, maar hier moet zijn, tja, dan doe je dat. Wie zijn wij om niet te luisteren naar een havenmeester, nietwaar? Nu staan er zowaar drie klaar om onze lijnen aan te pakken. Nee, dat zeg ik verkeerd. Drie stààn er wel, slechts één geeft de pendille aan en de anderen kijken toe. De kade is bijzonder hoog, beton. De haven poepchique, alles nieuw. Eén ormeggio vertelt waar het havenkantoor is, de andere staat te pronken met zijn VHF en de derde neemt onze walstroom aan. Aan al dat vertoon hangt wel een prijskaartje: €50 voor één nacht! Laagseizoen? Tijdens het tussenseizoen hebben we in Frankrijk nooit meer dan €28 betaald, zelfs niet aan de dure Côte d'Azur. Het is duidelijk dat we hier maar één nachtje blijven. Gelukkig is het weer ok. Wat als je hier belandt met slecht weer? We hebben het voornemen dat ze ons dat geen tweede keer gaan lappen en kiezen de volgende dag voor een kleine vissershaven. Slordige kades waarvan tientallen lijnen in het water verdwijnen en hier en daar autobanden op hun plaats houden, oude wrakken van vissersboten, eenvoudige zeilboten, plastiek zakken overal. De ormeggio’s lijken in hun vrije tijd vissers en zijn dringend aan een bad toe. Ze spreken geen woord Engels of Frans maar kunnen toch duidelijk maken dat we dag en nacht op hen kunnen rekenen, dat de douches daar zijn en bovendien gratis en dat het havenkantoor nu dicht is, maar morgen vanaf 8 uur open zal zijn. Het pauvre uitzicht van de haven ligt ons meer, al verbazen we ons over de berg afval links en rechts. We inspecteren de douchecabines en stellen verschrikt vast dat een gloeilamp open en bloot in zijn socket tegen het plafond hangt en dat de schimmel ons bijna van onder de deur tegemoet kruipt. Om de reis niet als een geëlektrocuteerde zwam verder te zetten, besluiten we wijselijk niet te douchen. De volgende dag krijgen we trouwens een koude douche als blijkt dat we €35 moeten betalen. Het laagseizoen begint morgen en dat is niet vandaag… Ons budget voor oktober is al op. We moeten dringend meer gaan ankeren…